Ga verder naar de inhoud

Impressies over 30 jaar natuuronderzoek

Tekstversie van de lezing van Luc Crèvecoeur (PNC), Limburgse Contactdag Natuuronderzoek 2021

Jan Mampaey:
Goedemiddag dames en heren. Namens het bestuur en onze gedeputeerde Bert Lambrechts, van harte welkom op de 30e contactdag van ons Netwerk Natuuronderzoek Limburg. Normaal gezien zaten we nu in 2 aula’s in Diepenbeek. Maar ik wil vandaag toch vooral een positief verhaal brengen. Een positief digitaal verhaal van bijna 1000 inschrijvingen in totaal, van gemiddeld meer dan 250 effectieve deelnemers per avond, een verhaal van 9 volwaardige presentaties door specialisten. Op maandag overtuigde Martin Hermy ons om niet-inheemse soorten te gebruiken in de klimaatrobuuste tuinen voor de toekomst. Sipke Gonggrijp bracht een te gek verhaal over o.a. Australische soorten die door een wolwasserij in Verviers en recente grote werken aan de Maas op dit moment zijn terug te vinden in de Grensmaas. Op dinsdag bracht Henk Sierdsema een overzicht van de trends in vogelwaarnemingen in Nederlands Limburg en in Noord-Brabant. Het gaat daar desastreus voor de zomertortel en de patrijs, en geweldig voor de boomklever en de middelste bonte specht. Vervolgens vertelde Paula Ulenaers ons hoe wintervoeding voor akkervogels in beheerovereenkomsten een succesverhaal zijn, zeker voor de veldleeuwerik en de geelgors. En er was ook nog iets met bladrammenas… Op woensdag bracht Jean Poesen op een rustige, beminnelijke wijze inzicht in de erosie problematiek in Limburg. Maar hij waarschuwde ook dat we veel meer zorg voor onze bodems moeten dragen. Donderdag bracht Jeroen Van Wichelen het mysterieuze leven van de grote modderkruiper aan het daglicht. Hij lichtte ook toe hoe het recent goedgekeurde soortbeschermingsplan in zijn werk zal gaan. Vervolgens bracht Wout Willems een genuanceerd verhaal over de verschillende vleermuissoorten die gebruik maken van het Albertkanaal als natuurverbinding. En na zijn betoog durf ik echt niet meer twijfelen aan die waarneming van de Grote Hoefijzerneus. Gisteren, vrijdag, begonnen we de avond met Thomas Vandijck, die ons zijn verhaal bracht over zijn onderzoek naar ongewervelden op daktuinen. En dat zijn er veel meer dan we op het eerste zicht zouden verwachten. Ilf Jacobs bracht vervolgens het droeve nieuws dat de sleedoornpage echt (nog) niet van Limburg houdt. Gelukkig is er voor de iepenpage beter nieuws. Aan alle sprekers van de voorbije week, nogmaals hartelijk dank! En het is nog niet gedaan. Zo dadelijk staat Luc Crevecoeur voor de onmogelijke opdracht om op 15 minuten een impressie te geven van 30 jaar natuuronderzoek in Limburg. Vervolgens brengt Frank Resseler een reeks mooie beelden van het voorbije jaar en overstijgen we met Valerie Trouet Limburg. Met een verhaal over microscopische opmetingen van jaarringen en de relatie van bomen met het klimaat en de geschiedenis van de mensheid. Onze gedeputeerde Bert Lambrechts krijgt zoals steeds het laatste woord. En voor de receptie? Ja, daar ga je een jaartje geduld voor moeten hebben, vrees ik. Maar je kan in elk geval niet zeggen dat de 30e verjaardag ongemerkt gepasseerd is. In het najaar hopen we trouwens om nog enkel buitenactiviteiten te kunnen organiseren om dit feestjaar af te sluiten. Vandaag verloten we ook nog 5 boeken van ‘Wat bomen ons vertellen’ van onze laatste spreker Valerie Trouet. Een onschuldige hand, niet de mijne, zal 5 namen trekken uit de online aanwezigen van vandaag. We maken na de presentatie de namen bekend en zullen later met die mensen contact opnemen.

Maar nu is het tijd voor Luc Crevecoeur, de coördinator van het netwerk en dé man die ons het verhaal van 30 jaar natuuronderzoek kan brengen. Luc, aan jou het woord…

Luc Crevecoeur
Allemaal een goede middag. Dertig jaar natuuronderzoek in 15 minuten is gekkenwerk, maar we gaan proberen om u toch iets bij te brengen. En eigenlijk… 30 jaar? Nee, ik ga veel vroeger terug in de geschiedenis. In 1973 was er het plan om de A24, de weg van Nederland door te trekken tot in Hoei, door de natuurreservaten Het Hageven en Bokrijk. En daar kwam veel protest tegen. Het was de eerste keer dat de natuurbeschermers samenspanden om te laten zien dat dat eigenlijk niet kan. De provincie kwam in actie en er werden in het LISEC, waar we nu ook staan, 2 personen aangenomen: Jan Gabriëls, die naar de vogels moest gaan kijken, en Bert Berten, die de flora in kaart moest brengen. Jan bracht al in 1985 de eerste broedvogelatlas voor Limburg uit. Bert maakte tegen 1993 de Limburgse plantenatlas. 1991 is de start van LIKONA in het Provinciaal Natuurcentrum, dat nog gehuisvest was in Rekem. Met eenvoudige doelstellingen: de werkgroepen coördineren, gegevens van flora en fauna verzamelen, een aantal publicatiemogelijkheden en vorming van de leden, bescherming van bedreigde soorten en samenwerking met het Genootschap Limburg. Als we teruggaan naar 1991, hoe was het hier nog in Limburg? We waren toen nog met 19% minder Limburgers, maar er waren nog een aantal soorten, bv hamsters kon je nog vinden in Riemst, Heers, Bilzen. De duinpieper, korhoen, kuifleeuwerik waren nog broedvogel en bv biesvaren stond nog in redelijk wat vennen in het Genks en omstreken. Eikelmuizen noemde men nog fruitratten. Maar als je een grote zilverreiger wou zien, moest je naar Frankrijk gaan en de wolf was iets voor sprookjes met roodkapje. We hadden nog nooit gehoord van eikenprocessierupsen, wasplaten was iets uit de keuken en van de ondergrond wisten we alleen nog dat er steenkool gezeten had. Zo kwamen we ook tot de eerste LIKONA-contactdag met 150 deelnemers en er waren toen al een aantal werkgroepen gestart. De plantenwerkgroep en de vogelwerkgroep bestonden al en daarbij kwamen dan de ongewervelden, vissen… mycolim is toen ook gestart, de geologische werkgroep en de vleermuizenwerkgroep. En de afsluiting van de dag was met een citaat: de dag werd afgesloten met een receptie en het was de unanieme mening dat de kontaktdag (toen nog met een k geschreven) succesvol was en moest uitgroeien tot een jaarlijkse traditie. En eigenlijk hebben we dat gewoon gedaan. We gingen toen ook publiceren. Het eerste jaarboek, als je dat doorbladert, kom je nog zoveel actueel nieuws tegen. Bv. De toekomst van de otter in Limburg. Er zaten toen nog otters. Vlaamse zwijnen: er waren in De Teut 3 everzwijnen gezien. Iets daarna heeft het INBO een rapport gemaakt van de Limburgse soorten en daar staat in: ook al komt het everzwijn nog voor, enkel sporadische waarnemingen in Voeren, het lijkt onwaarschijnlijk dat deze soort zich in de toekomst nog succesvol zal kunnen vestigen. Je weet, de geschiedenis heeft zich wel iets anders voorgedaan. Vrij snel daarna is ook met de geologische werkgroep de eerste atlas natuursteen in Limburgse monumenten verschenen. Met 2 jaar geleden een opvolger. De geologen hebben ons leren kijken naar het landschap met andere ogen. Het is ook de eerste werkgroep geweest die ons attent gemaakt heeft op klimaatverandering. Ze hebben ons laten zien dat al lang de ijstijden hier enige invloed hadden op onze bodem. We zijn ook gaan kijken vanuit de bodem naar de flora en de fauna. Bv de wasplatenweide in Moelingen: hoe verstoorder de grond, hoe meer soorten wasplaten we konden vinden op dat uniek plekje. De mycologen brachten in 2003 de eerste atlas uit, met 1587 soorten. Ook de jaren daarna zijn ze nog wekelijks op excursie geweest en het aantal nieuwe soorten heeft ondertussen gezorgd voor een verdubbeling van het aantal soorten van de grote paddestoelen. Als we daar de myxomyceten bijtellen, zitten we momenteel aan 3230 soorten. De vissenwerkgroep startte ook redelijk snel en ging zich specialiseren in de kleine beken en grachten. Als je ziet dat in die jaren 523 punten werden geïnventariseerd… Tongeren en Riemst zijn niet de visrijke gebieden en ook Tessenderlo, maar eigenlijk zijn ze door gans Limburg getrokken, met natuurlijk ook bijzondere resultaten: de grote modderkruiper die terug gevonden werd in de buurt van Kinrooi. Je ziet het soortenbeschermingsplan is ook in die regio verder gaan kijken. Eén van hun favorieten is natuurlijk de beekprik, die in verschillende kleine beken en grachten nog gevonden werd. Maar wat zien we de laatste jaren ook, dat ze soms werkloos zijn in de zomer, onze beken drogen uit, verdroging heeft dus invloed op de resultaten. Rond ongewervelden hebben we ook Limburg onderzocht: niet alleen in de reservaten, maar ook daktuinen, zoals je deze week hoorde, en ook mijnterrils, en zelfs tuinen van bv het Jenevermuseum waar we achter de roosters kijken. We hebben verschillende technieken gebruikt: met licht, bodemvallen, … en zo zijn we de best onderzochte regio geworden van Vlaanderen en van België zelfs. Je ziet aankomen dat dit gaat leiden tot een nieuwe publicatie. Natuurlijk vonden we ook veel nieuwkomers, sommige mieren net aan de grens die zelfs in Nederland niet gevonden worden, op 10 m van de grens en de Nederlanders kunnen ze niet vinden… heerlijk natuurlijk! Nog een nieuwkomer heeft te maken met de wijnproductie. Soorten die al 160 jaar verdwenen waren uit onze regio. Natuurlijk ook nieuwe spinnen. Maar is dat allemaal goed nieuws? We kunnen ook een aantal soorten de laatste 10 – 20 jaar niet meer vinden en we zien de biomassa ook duidelijk afnemen. Bv in een natuurgebieden hebben we hetzelfde onderzoek van 2000 herhaald in 2020. Daar zien we dat de biomassa, het aantal loopkevers, nog maar 1/3 is, dan maken we ons toch wel zorgen. Ook de bomenwerkgroep is sinds een aantal jaren actief geworden en zij hebben al meer dan 5000 bomen in kaart gebracht. Wij verzamelen veel gegevens en we hadden dadelijk het idee dat we voor die bijzondere soorten toch iets moeten doen. Daarom spreken we ook af met beheerders, niet alleen landbouwers, maar ook mensen die bijzondere stukjes grond hadden, om maatregelen te nemen voor die bijzondere soorten. De eerste overeenkomst is afgesloten voor de ortolaan, die we toch verloren zijn. De laatste jaren hebben we ondersteuningsovereenkomsten afgesloten voor grutto, we hebben particulier weiland gehad met meer dan 3000 orchideeën. Voor de knoflookpad zijn ook de eerste stappen gezet in Peer. Een ander project dat er uit gekomen is, is dat we de gemeenten zijn gaan informeren over hun bijzonder soorten en gevraagd of ze daar iets voor willen doen, het GALS-project, Gemeenten Adopteren Limburgse Soorten. We zijn niet alleen gaan kijken naar de zoogdieren of naar de vogels, maar we hebben een variatie gehad aan vlinders, libellen, ook een bij… dus redelijk wat variatie waar de gemeenten mee aan de slag zijn gegaan. Natuurlijk ook educatie, bv rond geologie: stenen leren kennen, schatten op zolder, de mycologen houden regelmatig een paddenstoelententoonstelling om te tonen hoe rijk Limburg is. Ook de excursies zijn heel belangrijk.
Een stapje naar de toekomst: sommige projecten duren langer dan we denken, bv het maken van de avifauna: alles wat we weten over de Limburgse vogels in één boek. Op 14 december 2009 zijn we daarmee gestart. Dat is natuurlijk een berg werk. We zijn naar Brussel gegaan… 50 mandagen in Brussel gaan zoeken in papieren archieven, 35 000 foto’s gemaakt, alleen al voor de ringgegevens. Het leverde natuurlijk wel interessante gegevens op. We hebben boeken doorbladerd, ook oude boeken van inventariseerders, zorgen voor goed fotomateriaal en opgezette vogels gaan fotograferen. Onze oudste vogel is gevonden op 19 september 1841 uit Wellen. Het was een zondag, waarschijnlijk is daar iemand op jacht geweest en die schiet daar een wespendief. Hoe gaat de publicatie eruit zien? Een voorbeeld van de ijsvogel: we hebben een verspreidingskaart, een grafiek die het verband toont tussen de koude en het aantal geringde vogels, waar zijn de geringde vogels teruggevonden, er is er zelfs één tot in Spanje gevlogen… dat ga je allemaal te weten komen.
Zo hebben we een basis van natuurgegevens en die willen we verder verwerken. Rond ongewervelden, rond vissen in beken en verdroging, paddenstoelen 20 jaar na de atlas, planten, en grind verzamelen. De volgende jaren gaan we meer aandacht hebben voor natuurverbindingen, de ondergrond van Limburg, zand, fossielen, mossen op steen, en de bestaande inventarisatieprojecten die soms al bijna 50 jaar lopen. Hopelijk kunnen we binnenkort terug op excursie gaan en moeten we niet meer alleen luisteren naar virologen. Dit is de 30e contactdag, ik heb ze alle 30 meegedaan en ik vond: dat verdient wel een taart. Jullie zijn hier niet fysiek aanwezig, maar ik ben wel naar de bakker geweest en ik zei tegen de bakker: we hebben 300 aanwezigen. Maar de bakker zei: het is wel corona. Ik zei: maak dan één voor mij alleen. En hij heeft wel iets gemaakt (toont taart) en daar gaan we straks van genieten. En volgende keer krijgen jullie ook een stukje, ik hou wel iets over. Bedankt!

Jan Mampaey
Dank u Luc, dankjewel voor de presentatie van 30 jaar LIKONA of het Netwerk Natuuronderzoek. Dankjewel voor de voorbije 30 jaren en ook dankjewel voor de taart!

Doe mee

Samen zetten we onze schouders onder een groene en duurzame provincie.